1. Muziekinstrumenten: De middeleeuwen en later (deel 4)

Slaginstrumenten :  zie ’t Capriooltje  januari 2024

Snaarinstrumenten

– strijkinstrumenten : zie ’t Capriooltje april 2024

– snaren getokkeld : zie ’t Capriooltje juli 2024

Toets- of klavierinstrumenten

 

1. Het portatief

Een portatief (uit het Latijn : portare = ‘dragen’) is een draagbaar klein pijporgeltje dat voornamelijk in de middeleeuwen en renaissance in vooral wereldlijke muziek werd gebruikt.

Het werd in de 20e eeuw eigenlijk herontdekt en wederom ingezet bij diverse uitvoeringen van werken uit die tijd, waarbij authentieke instrumenten een rol spelen.

Een portatief bestond doorgaans uit een serie fluitpijpen en werd bespeeld door het instrument aan een riem te dragen. Daarbij bediende de speler met 1 hand de blaasbalg, en met de andere de toetsen. Het portatief heeft geen windkast die lucht kan opslaan voor later gebruik, dus geeft alleen geluid als de blaasbalg wordt bediend.

Het instrument is eenvoudig gebouwd, om het zo draagbaar mogelijk te houden. De pijpen zijn op een kleine windkamer gemonteerd die door een of twee blaasbalgjes wordt aangedreven.

Het portatief is kleiner dan een kistorgel, of positief, dat doorgaans meerdere manualen en reeksen pijpen (registers) bevatten. Ook dient het portatief niet verward te worden met een regaal, dat rieten pijpen heeft.

 

Portatief op een schilderij uit circa 1490-1495

 

Beknopte geschiedenis van het orgel

Oudheid

Het orgel zou een uitvinding zijn van Ktesibios, een werktuigkundige uit Alexandrië, en dateren uit de derde eeuw voor Christus. Hij noemde dit nieuwe muziekinstrument ‘hydraulos’, van Grieks ὕδωρ (hydor), water en aulos, een populair dubbelrietblaasinstrument. Ktesibios plaatste een reeks auloi van verschillende lengtes op een bak waar lucht onder druk in werd gepompt; een constante luchtdruk werd geleverd door een pompsysteem waarbij de luchtdruk werd gereguleerd door water.

In de Hellenistische en Romeinse cultuur speelde het orgel een belangrijke rol bij muziekwedstrijden en (seculiere) plechtigheden.

Wanneer het idee ontstaan is om de ingewikkelde windvoorziening van de hydraulos te vervangen door blaasbalgen, is niet duidelijk. De eerste aanwijzingen van orgels met blaasbalgen dateren uit de 2e eeuw.

Middeleeuwen

Met de neergang van het West-Romeinse Rijk verdween ook het orgel in West-Europa, maar in het Oost-Romeinse rijk (Byzantium) bleef het voortbestaan. Hoe het orgel weer in het Westen geraakt is, blijft enigszins onduidelijk. Het is wel zeker dat Pepijn de Korte in 757 een orgel cadeau kreeg van de Byzantijnse keizer Constantijn V. Er is ook nog sprake van Georgius, een Venetiaanse priester, die rond 826 zou begonnen zijn met de bouw van orgels.

Opsomming van soorten orgels naar constructiewijze

Er zijn verschillende soorten orgels, met verschillende toepassingen:

  • pijporgel: de benaming pijporgel wordt soms gebruikt om de oneigenlijke orgels (zoals harmonium, elektronisch orgel en virtueel pijporgel) uit te sluiten. Het pijporgel komt ook voor in verschillende vormen:
    • regaal: een klein, plat instrument met niet zichtbare liggende tongpijpjes, veel gebruikt in de Florentijnse opera
    • portatief: draagbaar klein pijporgeltje dat voornamelijk in de middeleeuwen en renaissance in vooral wereldlijke muziek werd gebruikt
    • positief: klein pijporgel dat meestal gebruikt wordt als huisorgel of koororgel in een kerk.
      • kistorgel: een positieforgel in de vorm van een kist en is daardoor makkelijk transporteerbaar. In de 20e en 21e eeuw wordt het kistorgel vaak gebruikt als basso continuo begeleidingsinstrument.
      • kabinetorgel: een positieforgel dat zich in een kast bevindt die met deurtjes gesloten kan worden. Vaak gebruikt als huisorgel of als tweede instrument in een kerk.
      • secretaireorgel: een huisorgel of kabinetorgel in de vorm van een secretaire.
    • zwaluwnestorgel: een pijporgel dat als een soort van “zwaluwnest” tegen een muur is opgehangen
  • draaiorgel: een automatisch spelend pijporgel, niet bespeeld door een organist
    • dansorgel: draaiorgel dat vroeger in danszalen stond. Bevat naast orgelpijpen vaak extra instrumenten zoals accordeons, percussie-instrumenten en saxofoons.
    • kermisorgel: draaiorgel dat op kermissen werd gebruikt en daar in staat was met een groot volume muziek te produceren. Een apart type kermisorgel werd (en wordt) gebruikt in de klassieke draaimolen.
    • serinette: ook wel kanarieorgel of vogelorgel
  • waterorgel of het hydraulische orgel, oudste type pijporgel
  • hybride orgel of combinatie-orgel: een combinatie van pijporgel en elektronisch orgel of virtueel pijporgel, bedoeld als goedkopere oplossing voor uitbreiding van een bestaand pijporgel.

 Afbeelding : Het oudste bespeelbare orgel in Nederland, Jan van Covelens, 1511, Grote of Sint-Laurenskerk (Alkmaar)

2. Het klavecimbel

Het klavecimbel is een snaarinstrument dat met toetsen bespeeld wordt.

De snaren van een klavecimbel worden getokkeld, in tegenstelling tot het klavechord en de piano, waarbij de snaren aangeslagen worden. Het geluid van een klavecimbel lijkt wat op dat van een luit, maar dan luider. Iemand die een klavecimbel bespeelt, wordt een klavecinist of klavecimbelspeler genoemd.

In tegenstelling tot de piano, waar bij het indrukken van een toets een hamertje tegen de snaar slaat, wordt bij een klavecimbel de snaar getokkeld door middel van een pennetje, vergelijkbaar met het plectrum. Oorspronkelijk werden voor deze pennetjes ganzenpennen gebruikt.

De mechaniek (zie beschrijving op de website van klavecimbel) geeft het instrument weliswaar een uniek timbre, maar zorgt ook voor enkele beperkingen. Op een klavecimbel is het bijvoorbeeld veel minder goed mogelijk onderscheid te maken tussen piano of forte (zacht of hard) spelen. Bovendien is het op een klavecimbel veel minder goed mogelijk “lange” noten te spelen, omdat het geluid betrekkelijk snel wegsterft. Door een noot met een triller te spelen of te repeteren kan een toon langer gemaakt worden.

Vaak heeft het klavecimbel twee klavieren of manualen boven elkaar, die verschillende registers bedienen, te vergelijken met een pijporgel. Meestal is het ene klavier luider dan het andere en kunnen de twee ook gecombineerd worden voor een nog luidere klank. Op deze manier kan men op het klavecimbel een groter verschil in dynamiek bereiken.

Het virginaal en het spinet (zie verder) zijn de vroegste en eenvoudigste vormen van het klavecimbel. Vóór het ontstaan van de piano was het met het pijporgel het belangrijkste toetsinstrument.

3. Het klavechord

Een klavechord of klavichord (Engels “clavichord”, Duits “Klavichord”, Frans “clavicorde”) is een klein klavierinstrument uit Europa dat tot de snaarinstrumenten wordt gerekend. Het speelde vooral in de kamermuziek uit de 17e en 18e eeuw een grote rol. De klank is erg zacht, en lijkt wel wat op die van een luit. Daarom wordt het klavechord meestal gebruikt als solo-instrument, en dan voornamelijk als huisinstrument.

Het klavechord is een van de oudste toetseninstrumenten met snaren, en is ontstaan uit het monochord (zie ’t Capriooltje van juli 2024), een instrument uit de Oudheid. In een schriftelijke bron uit 1396 wordt de naam klavechord voor het eerst gebruikt. Het oudste klavechord dat nog bestaat is in 1543 gebouwd, en bevindt zich in het Muziekinstrumentenmuseum in Leipzig. Tot ver in de 18e eeuw was het instrument in Europa wijdverbreid. Het was toen zo bekend dat het Duitse woord Clavier, dat oorspronkelijk alle toetseninstrumenten aanduidde, specifiek werd gebruikt voor het klavechord. Het klavechord werd in die tijd belangrijker gevonden dan het klavecimbel of de pianoforte.

Een bekende bouwer van klavechorden was Johann Adolph Hass uit Hamburg.

4. Het spinet

Een spinet is een toetsinstrument (een snaarinstrument), dat behoort tot de klavecimbels. Het is, evenals het virginaal een eenvoudige en vroege vorm van het klavecimbel en wordt ook op dezelfde wijze bespeeld als een klavecimbel, maar het onderscheidt zich door de plaatsing van de snaren: de snaren liggen niet in het verlengde van de toetsen, maar maken er een hoek mee. Hetzelfde geldt ook voor het virginaal, waarbij de snaren rechtop staan. Bij een spinet liggen de snaren wel in het platte vlak, maar is de vorm van het instrument opvallend: meestal driehoekig of vleugelvormig. Waar het gewone klavecimbel verschillende registers heeft, heeft het kleinere spinet er meestal slechts één.

Het spinet werd en wordt vooral in huiselijke kring gebruikt. Het ontleent zijn naam aan Giovanni Spinetti, die naar verluidt in 1503 in Venetië het eerste spinet bouwde.

5. Het virginaal en de muselaar

Een virginaal is een toetsinstrument met enkelkorige besnaring die steeds parallel met het toetsenbord ligt.

Het virginaal is samen met het spinet de vroegste en eenvoudigste vorm van het klavecimbel. In tegenstelling tot het klassieke klavecimbel liggen de snaren haaks op de toetsen. Hierin komt het virginaal overeen met het spinet, dat zich door de driehoekige vorm van het virginaal onderscheidt. Uiterlijk lijkt het virginaal op het klavechord dat echter volgens een geheel ander principe gebouwd is. Bij het virginaal worden de snaren evenals bij het klavecimbel aan het einde getokkeld.

 

Een muselaar is een virginaal waarbij de snaren in het midden getokkeld worden. Hierdoor ontstaat een grondtonige klank. Omdat de snaren in het midden het sterkst trillen wordt snel spel hierdoor ook problematisch. Het toetsenbord ligt bij een muselaar over het algemeen aan de rechterzijde, bij een virginaal aan de linkerzijde. Het instrument dat op enkele schilderijen van Johannes Vermeer te zien is, is dus waarschijnlijk een muselaar.

2. De zomer van Capriool

De voorbije maanden waren een zeer drukke, maar leuke periode van repetities en optredens. Zó hebben we het wel graag in onze dansvereniging : de optredens om ons erfgoed qua historische dansen uit de 15de  en 16de  eeuw met alles wat erbij hoort zoals kledij en muziek, aan enthousiaste mensen te vertonen.

In juli hadden we ons jaarlijks evenement in het Gentse stadhuis: “Dansen aan het 16e eeuwse hof”. We brachten een renaissance programma met begeleiding van Emma, onze trouwe harpiste en zangeres. We dansten deze 40 minuten durende uitvoering driemaal in telkens een goed gevulde Pacificatiezaal. Bekende en onbekende toeschouwers genoten ten volle van onze dansen, de zang en de muziek. Dank aan het stadsbestuur en het protocol omdat wij nog steeds na vele jaren in het stadhuis aanwezig mogen zijn…

In het Baudelohof was het zeer aangenaam om zoveel enthousiaste dansers te laten proeven van middeleeuwse- en renaissance dansen tijdens onze beide workshops op vrijdag- en zaterdagnamiddag. Bedankt dansers voor die plezante dansmomenten!

Tijdens de Gentse feesten waren we eveneens te gast in de Brabantdamkerk. Ook daar konden we genieten van het brengen van onze dansen dankzij het zeer gastvrij onthaal van de organisatie en het stille, aandachtige publiek dat bewonderend toekeek.

 

Vast van plan om in augustus wat vrije tijd te nemen, kregen we op de valreep nog een aanbod om in de tuin van het kasteel van Ooidonk op te treden tijdens het tweedaags Fantasy  Festival Elftopia op zondag 11 augustus. Een unieke belevenis, een groots spektakel op een zeer zonnige dag in een prachtige omgeving! Na het genieten van onze vertoning was een podium vol enthousiastelingen bereid om zelf enkele dansjes te oefenen. Dank aan de organisatie voor deze uitnodiging en de unieke ervaring.

Op 20 september waren we ’s avonds te gast in de aula van het Sint-Bernarduscollege te Oudenaarde voor de feestelijke opening van de tentoonstelling “Margaretha van Parma : keizersdochter tussen macht en imago”. De groep ontving na het optreden veel positieve reacties van de aanwezigen en kreeg ook veel bewondering voor de kostuums.

3. In de keuken

Tortilla de patatas

De oorsprong van tapas

De oorsprong van de ‘tapa’ is omstreden, maar vast staat dat het woord ‘tapa’ (meervoud ‘tapas’) is afgeleid van het Spaanse werkwoord ‘tapar’, hetgeen afdekken of bedekken betekent. ‘Tapa’ is dan ook letterlijk te vertalen als ‘deksel’. Op basis van deze betekenis wordt vaak verondersteld dat tapas zijn ontstaan uit de gewoonte om een drankje letterlijk met een stuk brood en/of een plakje ham af te dekken, dit om te voorkomen dat er bijvoorbeeld vliegen in het glas zouden komen.

De oorsprong zou terug te voeren zijn tot de jaren 1500 en keizer Karel V. Onder zijn bewind vertrok van het zuiden van Spanje om het uur een paard en ruiter naar de Zuidelijke Nederlanden waar Margaretha van Parma zijn vertegenwoordigster was. Onderweg stopten de ruiters vaak in herbergen om iets te drinken. Al snel werd vastgesteld dat heel wat ruiters ronduit dronken op hun paard zaten, dus heeft Keizer Karel geordonneerd dat alle herbergen in Spanje bij de drank ook voedsel moesten aanbieden. Zodoende werd vermeden dat de ruiters enkel wijn of alcohol dronken en geen voedsel tot zich namen. Vandaar het gebruik om (voornamelijk in Spanje) kleine hapjes, tapas, bij de drank te serveren.

In Spanje waardeert men de tapas en het eten in het algemeen met name om de versheid en/of kwaliteit van het product, waardoor soms ook relatief simpele gerechten door het gebruikmaken van producten van hoge kwaliteit erg populair kunnen zijn.

Hoewel de tapa oorspronkelijk een tussendoortje was, worden ze in Spanje ook wel geconsumeerd als maaltijd. Ook buiten Spanje worden tapas in tapasbars als avondmaaltijd aangeboden.

Vele tapastafels worden sfeervol opgesteld in buffetvorm met aangepaste sausjes en versiering.

Dit  tapas gerecht wordt bereid in ongeveer 45 minuten en is geschikt voor 4 personen

Ingrediënten

  • 8 grote bio-eieren
  • 800 g aardappelen (vastkokend)
  • teentje look
  • olijfolie
  • peper en zout
  • kurkuma

 

Overbekend en o zo lekker, wie kent deze tapa nog niet? Hieronder een eenvoudig recept dat altijd lukt.
Wat je wel nodig hebt is een kleine anti-kleef koekepan (grootte van een tortilla). Neem een pan met een ijzeren handvat, omdat de pan in de oven gaat.

We beginnen eraan,

Schil je aardappelen en kook ze gedurende 10 minuten, daarna afgieten en laten afkoelen.
Breek de eieren in een kom, pers er een klein teentje look onder. Klop de eieren met een garde tot een homogene massa.
Breng de eierstruif op smaak met peper en zout, voeg eventueel een beetje kurkuma toe voor de kleur.

Snij de gekookte en afgekoelde aardappelen in schijfjes en meng ze onder het eiermengsel.

Zet de koekepan op een hevig vuur en voeg een klein scheutje olijfolie toe. Doe het tortillamengsel erin en laat 1 minuut bakken.
Doe het vuur vanonder de pan en plaats de pan in een voorverwarmde oven op 150° C.

Laat gedurende 15 à 20 minuutjes in de oven bakken, daarna de pan uit de oven pakken en laten afkoelen.

Wanneer de tortilla lauw is , de pan omkeren op een bord, en je bent klaar om te genieten van je heerlijke verse tortilla.

Je kan zelf altijd nog wat variëren door aan je eiermengsel allerlei zaken toe te voegen, zoals gedroogde tomaatjes, serranoham, gestoofde ui, paprikas,…. ieder naar zijn of haar smaak en goesting.

In ieder geval smakelijk !

https://elvalenciano.be/blog/de-oorsprong-van-tapas/

https://elvalenciano.be/recepten/tortilla-de-patatas/

 

4. Kalender

– di 1 oktober : opendeuravond Capriool in ’t Geestje vanaf 19.30 uur

– ma 7 oktober t.e.m. vr. 11 oktober : 10-tal workshops voor leerlingen lagere scholen in Onze-Lieve-Vrouwhospitaal in Oudenaarde n.a.v. opening tentoonstelling Margaretha keizersdochter tussen macht en imago

– za en zo 12 en 13 oktober : tuindagen in Beervelde

– za 16 november : workshop in het kasteel van Goyet