
Met de bruidzang “Filles à marier” glijden we het Bourgondisch tijdperk binnen (begin 14de eeuw).
Het Bourgondisch dansen wordt gekenmerkt door de hoofse stijl, de glijdende passen. De verticale lijn, de lengterichting – die we ook terugvinden in de Gotiek – komt duidelijk in de dansen naar voor.
In de manuscripten schrijft men dat de dansers vooruitschrijden met de minst mogelijke inspanning en de grootst mogelijke gratie.
In het Bourgondisch manuscript spreekt men van ‘paix’, waarmee men bedoelt dat deze dansen eenvoud en nederigheid moeten uitstralen en gezien de sleep, geen artificiële bewegingen toelaten.
Het aantal basispassen in de Bourgondische dans is beperkt, nl. de simple, de double, de référence en de démarche. Door deze passen echter in verschillende volgordes en combinaties te dansen, krijgen we een gevarieerd dansaanbod.
Het Bourgondisch manuscript ligt te Brussel in de Albertinabibliotheek: “Le manuscript de Basses Danses de la Bibliothèque de Bourgogne”. De Bourgondische dansen en de Italiaanse vroeg-Renaissance hofdansen, de muziek en het theater spelen zich af in dezelfde periode, maar toch zijn ze zeer verschillend.
Enkele dansen uit het programma
- Danse de Cleves – Ms Brussel, B. Roy
- Jouyssance vous donneray – Arbeau, Tourdion
- Ravenstein