In de Middeleeuwen bestempelde de katholieke kerk in West-Europa dansen al snel als zondig. In deze periode is dans buiten de kerk meer een soort gezelschapsspel waarmee het volk en de adel zich op feesten en partijen vermaakte. Minstrelen maakten vaak een dans als onderbreking van hun zang en potsenmakerijen. Dans was bij het gewone volk spontaan, niet aan regels of voorschriften onderhevig. Deze dans was vaak onstuimig en openhartig in hun seksualiteit en aardsheid, ondanks de opgeheven vinger van de kerk. Zo was de rondedans in die kringen erg populair : in een lange ketting van mannen en vrouwen die elkaar bij de hand hielden danste men in een open of gesloten cirkel of in een lange rij. Voor de meeste armere boeren was er geen verschil tussen vrije tijd en werk, het bestond meestal enkel uit landbouw. In de oogsttijd gaf de heer meestal wel een groot feest om de arbeiders voor hun harde werken te belonen. ? In de middeleeuwen werd er veel gedanst, om zich te vermaken of om elkaar het hof te maken. Rondedansen of reidansen, eenvoudig of meer ingewikkeld, volks of meer verfijnd…
In zekere zin aapte de adel het boerenvolk na, alleen op een meer hoofse en verfijnde manier.